Roskilde, dag 3: geen mensenmassa te groot voor Muse

Voor snel oprukkende Deense bands komen Denen ook graag vroeg hun bed uit. En terecht, zo blijkt rond het middaguur van de derde tot de rand gevulde Roskilde-dag op en rond de tent Odeon. Op het laatste moment kwam de tip binnen: ga eens bij The Rumour Said Fire uit Kopenhagen kijken. Inderdaad blijkt deeze band een ideale dagopener, die lieve indiepop maakt met twinkelende gitaren, open melodietjes en fraaie samenzang.

Iets waar de Denen dol op zijn: het is ramvol in en rond de tent en het akoestische liedje The Balcony is blijkbaar al een enorme hit: van voorin de tent tot achterop het terrein worden de woorden meegezongen. Aangename kennismaking als begin van een dag met zowel enkele fraaie hoogte- als verdrietig makende dieptepunten.

Andere grote Scandinavische grootheden staan al vroeg in de middag geprogrammeerd in de grote Arena-tent: Erlend Øye en Eirik Glambek Bøe, die samen al een kleine tien jaar Kings Of Convenience (foto linksboven) vormen. Gewapend met twee gitaren, hun zachte stemmen en een hele trits bloedmooie, verstilde liedjes, krijgen de twee een euforisch onthaal van de overvolle tent; zeker 15.000 man met iedereen eromheen erbij geteld. Dat is niet voor niets: live wordt die geweldige gave van het geconcentreerd spelende duo om bloedmooie, subtiele gitaarriedels fraai samen te laten smelten, perfect hoorbaar. Al die duizenden mensen luisteren ademloos en stil toe. De versterking tegen het einde van een bassist en violist was op zich niet eens nodig geweest om te blijven boeien, maar geven uiteindelijk toch nog de juiste extra body aan de slotliedjes.

Erlend Øye moet intussen wel de populairste nerd ter wereld zijn bij jonge meisjes. Daar staat hij dan zogenaamd quasi verlegen lachend, met z’n grote bril, korte broek en op teenslippers. Een lullig dansje met de handen op z’n knie en gegil stijgt op. En toch vormen hij en Eirik op dit grote podium inderdaad een ronduit innemend tweetal, met ruimte voor grapjes tussendoor, een cover van It’s My Party And I Cry If I Want To als een gitaar even niet werkt, een oproep tot zeer verdiend applaus voor al die vrijwilligers die vooraan water uitdelen en het verzoek of we allemaal met onze vingers willen knippen in plaats van mee te klappen. De nagalm van de handclaps tegen het tentdoek maakt het namelijk moeilijk voor ze om in de maat te spelen. Een prachtig feel good optreden, op dit festival ook voor het ultieme publiek.

De opkomst bij de legendarische vrouw die donderdag nog het festival opende met een memorial, valt in dit licht wat tegen. In het tweede vak voor het podium – waar je in komt via een handig stoplicht-systeem – kun je tijdens het hele concert van de inmiddels 63-jarige Patti Smith en band (foto rechts) hele toertochten fietsen. Dat blijkt ondanks een haperend begin volkomen onterecht, want ondanks haar leeftijd zijn Smith’s zang en voordracht nog altijd zeer krachtig: iets waar ontelbaar veel andere frontmannen- en vrouwen van zouden kunnen leren. Maar goed: wie er wel is, geniet en is ook volkomen toegewijd.

Klassiekers zijn er intussen genoeg: een nog altijd sterk gebracht Dancing Barefoot bijvoorbeeld, People Have The Power of Redondo Beach, van haar debuut Horses uit 1975. Opmerkelijke momenten: een punkende versie van het door de vorig jaar overleden dichter Jim Carroll geschreven People Who Died en een gepassionneerd gezongen Perfect Day van Lou Reed. In de finale blijkt Smith zich in haar activistenrol nog steeds te kunnen ontpoppen tot woest grommend prekende furie. De verleiding is er om cynisch je schouders op te halen bij haar boodschappen om vooral te leven en om een nieuwe revolutie te starten tegen onze overheden en grote multinationals die de wereld verkloten. Aan de andere kant: als niemand op een concertpodium dit meer zegt, laat dan Smith ons alstublieft nog eens wakker schudden, vooral op deze boze, bezeten manier. Beslist indrukwekkend, en daar hebben we het luchtiger feestje bij Vampire Weekend met plezier voor laten schieten.

Roskilde kent deze dag meer oude rotten: Bad Lieutenant (foto linksonder), eigenlijk de voortzetting van het ter ziele New Order, minus bassist Peter Hook, die boos opstapte. De debuutplaat van Bad Lieutenant borduurt ook voort op de twee laatste New Order-albums uit het vorige decennium en heeft ondanks de wisselvalligheid heel aardige nummers. De opener is een prima drie gitaren-rocker van de plaat, met een kristalhelder geluid in de tent. De verrassing in de – overigens slecht gevulde – Arena is groot als het tweede liedje meteen al New Order-kraker Regret blijkt te zijn. Die mooie, zalvende stem van Bernard Sumner klinkt meteen weer vertrouwd als hij ´I would like a place I could call my own, have a conversation on the telephone´ zingt.

Maar na dit leuke begin gaat het akelig fout. Er blijken technische problemen te zijn en een geirriteerde Sumner laat zich meteen akelig kennen. Tot twee keer toe kan New Order-kraker Bizarre Love Triangle niet worden ingezet en duidelijk verstaanbaar voor het publiek foetert hij de geluidsman uit. “Who´s in fucking charge here!” Arrogant, kinderachtig en onprofessioneel. Als er al iets van spelplezier te bespeuren was, keert dit in de rest van de set niet meer terug en verwordt dit zeldzame Bad Lieutenant-optreden tot een matte, treurige vertoning. Een uitvoering van The Chemical Brother´s Out Of Control, waar Sumner op meezong, klinkt akelig energieloos, en het wordt ronduit genant als het einde uit twee Joy Division-nummers bestaat (Transmission, Love Will Tear Us Apart). Op die manier is New Ord…eh, Bad Lieutenant niks meer dan een bruiloftsband die leunt op het mooie verleden. Immens triest dieptepunt van dit weekend.

Na Dizzy Mizz Lizzy en Nephew is het ook in Nederland aardig bekende Kashmir de volgende Deense band die een complete volksverhuizing richting de Orange Stage op gang heeft gebracht. Dus dáár was iedereen. Bij ons krijgt de als Radiohead-kloon begonnen groep amper de Melkweg vol, maar in het thuisland heeft Kashmir een megastatus. Die is dit jaar werderom geprolongeerd dankzij jongste, prima dramarockalbum Trespassers, de derde Kashmir-plaat op rij die in Denemarken op de eerste plaats van de album charts is beland. Ook al is de support van het publiek enorm en zingt de aanhang alles mee, het hapert live nogal op dit grote podium en het geluid is opmerkelijk log. Bovendien tarten enkele wel heel groots aangezette momenten de wetten der pathetiek, en zingt Kasper Eistrup af en toe nog tenenkrommend vals ook. Een gevalletje ‘jammer’: een bedeesdere Kashmir in een kleinere club was in het verleden toch een stuk fijner en vooral beter.

Om energie op te doen voor headliner Muse, is het op zich niet vervelend om even langs te gaan bij het platte, maar oh zo effectieve Pendulum. Niks nieuws onder de zon bij de Australiers vergeleken met eerdere Pinkpop- en Lowlands-shows: de hele volle Arena-tent gaat loos op de harde elekrorock met bejaarde drum ´n bass beats en Prodigy-achtige ravegeluiden plus opruiende teksten. Maar als een vijfde infantiel melodietje weer vier minuten doorettert, dan weet je het wel weer. Hoewel dat niet geldt voor die duizenden bouncende mensen, die wel pap lusten van dit effectbejag. Dat heeft de band in elk geval goed voor elkaar.

We zijn tenminste warm voor Muse (foto rechts) waar we na eerdere shows in Nijmegen, op Glastonbury en op Rock Werchter vrij beknopt over kunnen zijn. Het loeistrakke trio onder leiding van Matthew Bellamy walst met zijn welbekende monstergeluid en meebrulsongs ook dat immense veld voor de Orange Stage met kinderlijk plat. Zelden gaan virtuositeit, toegankelijkheid en grootste rockbombast zo gemakkelijk samen, terwijl behalve de muziek ook het instrumentarium steeds meer richting over the top gaat: we zien een lichtgevende gitaar met ingebouwd Kaoss Pad, lekker foute dubbele gitaren en een licht gevende vleugel. Het veld staat direct op z´n kop met massaal meegezongen openingsstamper Uprising. Het killerduo Hysteria en Stockholm Syndrome van album Absolution, waarmee de band normaliter aan het einde een festivalweide ritueel slacht, zorgen nu al vroeg in de set voor opwinding.

Als er al wat te klagen valt: de boel kakt halverwege heel even in door wat langere intermezzo´s en die al jaren overbodige Feeling Good-cover. Maar je zou bijna vergeten dat er dan nog de hits Time Is Running Out, Plug In Baby en daverende afsluiter Knights Of Cydonia op het programma staan. Mission accomplished: alweer een mensenmassa voor de zoveelste keer overdonderd. Hoeveel groter kan Muse nog worden?

Het is dan soms een kleine stap van een hoogtepunt naar een deceptie. Een zekere Amerikaanse mafketel genaamd Gonjasufi maakte met A Sufi And A Killer een geweldig geschifte plaat vol hiphop, dub, indierock, punk en gekte. Live rapt de langharige meneer belabberd over wat deuntjes uit de laptop, bediend door een rare danser, en komen die tot de draad versleten clichés als ´make some fucking noise´ en ´I can´t hear you´. Een aanfluiting. Dat is ook de live-act van allergrootste publiekstrekker The Prodigy al jaren, al is dat grotendeels te danken aan die schreeuwnegert die Maxim heet en geen vijf seconden zijn grote muil kan houden.

Geen halve zin spreekt hij zonder de fucking-toevoeging uit en het aantal keren ´can´t hear you´ terwijl de massa zich kapot schreeuwt, is niet te tellen. Zonder deze vervelendste podiumpersoonlijkheid aller tijden – off with his head! – zou een Prodigy-show voor ondergetekende nog prima draaglijk zijn. Achterhaald of niet: Firestarter, Voodoo People en Their Law blijven krakers, en het is volslagen logisch dat complete volksstammen hier na al die jaren nog steeds loos op gaan. Het mag gezegd: 60.000 man van laag bij de grond tegelijkertijd op zien springen bij Smack My Bitch Up, is een geweldig gezicht.

Toch is het bescheiden feestje met dronken Denen bij indierockband Titus Andronicus (foto links) in de kleine Pavilion-tent vele malen leuker. Net als eerder dit jaar in de Amsterdamse Bitterzoet zouden de gitaren harder mogen en de attitude wat verbetener zijn, maar de band heeft lol met zijn lange indiepunksongs van tweede album The Monitor, en het groepje publiek des te meer. Zelfs bij een nummer van dik veertien minuten, waar we van de band niet de hele tijd op hoeven te dansen, als we niet willen. Sympathiek! Leve Titus Andronicus!

Onvermijdelijk na in totaal veertien uur rondwandelen, verslagen tikken en bandskijken: stalpoten. En dan is op het moment van schrijven de slotdag intussen in volle gang, met optredens van Van Dyke Parks (was mooi!), Die Antwoord (verrassend vermakelijk en goed!), Motorhead (zestien keer Ace Of Spades gehoord), Local Natives, The National, Pavement en absolute headliner Prince. Over hun verrichtingen leest u naar alle waarschijnlijkheid komende dinsdag meer: na de laatste ruige nacht staat er maandag immers een lange terugreis voor de deur. Tot dan!

Meer Roskilde-verslagen zijn hier te lezen.

Meer Roskilde, ook op New Music Blog bij Kink FM.

facebook share facebook share

1 Reacties // Reageer

One thought on “Roskilde, dag 3: geen mensenmassa te groot voor Muse

  1. yannic

    altijd leuk om jouw verslagen te lezen.. keep up the good work

      /   Reply  / 
  2. Pingback: The Whitest Boy Alive en meer op Into The Great Wide Open | Alternative

  3. Pingback: Gonjasufi neemt voor Paradiso-concert wél een band mee | Alternative

  4. Pingback: London Calling, dag 2: Warpaint en Tame Impala zegevieren | Alternative

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

Naam

Website

Het kan vijf minuten duren voordat nieuwe reacties zichtbaar zijn.

De volgende HTML tags en attributen zijn toegestaan: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <strike> <strong>