Crossing Border, zaterdag: eten uit de handen van Monsters of Folk

Nog nagloeiend van een uitmuntend Grizzly Bear-optreden een avond eerder, voelt het zelfs bijna als een voorrecht om een avondje later weer de Koninklijke Schouwburg van Den Haag te mogen betreden voor meer muzikaal fraais op de tweede volle avond van het Crossing Border-festival. Het zal eens niet zo zijn: tijd om eens wat schrijvers van dichterbij te knippen en scheren is er nauwelijks, met op een avond The Decemberists, Patrick Watson, Monsters Of Folk, Sleepy Sun en aanstormende country ’n folkrockbelofte Mumford & Sons uit Londen op het programma. En dan zwijgen we nog over The Antlers, Gomez, Newton Faulkner en verdorie, Stephen Malkmus, die noodgedwongen worden overgeslagen. Net als een boel schrijvers en dichters, alweer ja.

De verhalen over de live-reputatie van Mumford & Sons (bandfoto boven), hun groots klinkende country- en folksongs en een magisch Doornroosje-optreden enkele dagen eerder, zijn duidelijk vooruitgesneld. De jonge Engelsen die nu al griezelig goed hun Amerikaanse oermuziek beheersen zijn al verplaatst naar een iets groter zaaltje na het uitvallen van Anna Rossi, maar dan nog staat er om om 18.50 uur, tien minuten voor aanvang, een lange rij tot op de trappen van de schouwburg. Als de band om klokslag zeven uur eenmaal begint, is direct duidelijk waarom: dit staat vanaf het begin als een statige schouwburg. Marcus Mumford en zijn vrinden zetten vaak zacht in met knappe rasperige samenzang om direct de Fleet Foxes-rillingen van te krijgen. Daarna bouwen ze het liedje knap uit tot meeslepende kathedralen van climaxen, met een opzwepende beat à la The Pogues (maar dan minder ‘plat’) en op hol geslagen gitaren, staande bas en banjo. Van debuutalbum zijn onder meer The Cave, Little Lion Man en Awake My Soul zo opgebouwd, en nu al zijn ze goed voor rijen kippenvel, mede dankzij de ronduit gepassionneerd spelende band. Aan deze jongens zie je dat ze zielsveel van deze muziek houden.

De grapjes (buiten de deur amper te verstaan, maar er wordt gelachen) en de eerste zinnetjes Nederlands vergroten de charmerende werking op het publiek nog verder. Een ding is zeker: Mumford & Sons wordt in 2010 een hele grote en in zo’n kleine zaal als Crossing Border’s Paradise-zoldertje zul je ze nooit meer zien. In de grote zaal van Paradiso of in zweterige, grote festivaltenten daarentegen… het zij ze gegund. Ook de mensen die het door de beperkte ruimte in de zaal nu moesten missen.

Ruimte zat is er in het Nationale Toneel-gebouw bij jonge rockband Sleepy Sun uit San Francisco, vijf jongens en een meisje die heel goed hebben begrepen hoe je loodzware, galmende en traag voortslepende psychedelische rocknummers met een scheut blues erin van tegen de tien minuten maakt, zoals te horen op hun album Embrace. Dat is inderdaad niet aan zoveel mensen besteed zoals een Mumford & Sons dat is, maar heerlijk meedeinen op deze geluidsmuur is het wel. Prachtig om te zien hoe enkele bandleden volkomen in de muziek op gaan, waaronder de kleine, heen en weer deinende zangeres. Meeslepende rockband in de lijn van bijvoorbeeld ook Black Mountain, die we ongetwijfeld vaker gaan terug zien in het clubcircuit.

Al heel vaak te zien geweest in de Nederlandse zalen – geen straf overigens – : de Canadezen Patrick Watson & The Wooden Arms, die dit keer in de fraaie omgeving van de klassieke grote schouwburgzaal jongste album Wooden Arms goeddeels integraal spelen, afgewisseld met nog wat prijsnummers van voorganger Closer To Paradise. Dat werkt toch een stuk beter dan in een te grote Lowlands-tent die maar halfvol staat, zoals afgelopen zomer. In de schouwburg is het bovendien zo heerlijk stil dat Watson het aandurft het heel verstilde en kleine Man Like You onversterkt te zingen (‘kunnen jullie me helemaal bovenin ook horen?’). De muzikale inventiviteit, hier en daar klassieke invloeden én wat gezonde ontregeling binnen de wonderschone liedjes van Watson blijven bewondering oproepen. Daarbij zijn de partijen van het vrouwlijke strijkkwartet prachtig en doet de drummer ook razendknappe dingen met tal van percussieinstrumenten rond zijn drumkit. Dat het nu even niet meer verbluft zoals eind mei nog in de Melkweg, zal met gewenning te maken hebben, maar ook als bezoeker van Le Guess Who? In Utrecht volgende week kun je je aan een Patrick Watson-optreden in principe geen buil vallen.

Als er vervolgens zaterdag een optreden is waar literatuur en (rock)muziek elkaar wél daadwerkelijk ontmoeten, dan is het bij de Amerikaanse Decemberists, die in Den Haag voor de allerlaatste keer hun rockopera annex donker sprookje The Hazards Of Love zullen vertolken. Daarbij wordt de stijlvol aangeklede band onder leiding van Colin Meloy live bijgestaan door Shara ‘My Brightest Diamond’ Worden (als de boze moeder) en Becky Stark (Lavender Diamond, de zwangere bruid) . Dat The Decemberists een uiterst vaardige liveband is met een breed instrumentarium, is bekend. Maar bij deze show doet zich aanvankelijk hetzelfde euvel voor als op het album The Hazards Of Love, het verhaal van een jong, zwanger koppel, die de boosaardige moeder van de jongen op hun dak krijgen.

Het eerste deel van dit op zich razendknap in elkaar stekende muziekverhaal is nog wat aarzelend, erg inleidend vooral, en nagenoeg gespeend van emoties. Met de romantische countryballade Isn’t It A Lovely Night verandert dat al – fijn heen en weer wiegende band –, maar echt levendig wordt ook op het podium pas als de in zwart glitterjurkje Worden haar huiveringwekkend aandeel zingt en zowaar met kracht boven de stevig rockende delen uitkomt. Zo fel hoorde je The Decemberists niet eerder spelen. Vanaf de intensere stukken zien we ook een band die met meer overgave begint te spelen: everybody bangs the drums in het boosaardige The Rake’s Song en in meerdelige sleutelstukken The Hazards Of Love en The Wanting Comes In Waves is de harmonie van volle muziek en samenzang ronduit schitterend. Een toegift na deze goede show is dan eigenlijk niet meer nodig, al is het mooi om Meloy en Worden eens samen mooi liedje Yankee Bayonet te horen zingen.

Als die toegift aanvangt, is de 2,5 uur durende marathonshow van Monsters of Folk met Jim James (My Morning Jacket), Conor Oberst en Mike Mogis van Bright Eyes en M. Ward al een goed uur bezig in de schouwburg. De band wordt verder aangevuld met goede bekende Will Johnson (Centro-Matic, South San Gabriel) op drums. Een ding is duidelijk: de propvolle zaal eet uit de hand van de stijvol in pak gestoken en keurig geknipte monsters: ieder intro kan wel rekenen op enthousiast ontvangstgejoel, of het nu een nummer van de nog wisselvallige Monsters Of Folk-plaat is, of werk van My Morning Jacket, Bright Eyes of M. Ward zelf dat volop voorbij komt. Hoe het eerste uur geweest is, kan ik zelf kortom niet zeggen, maar het tweede uur doet dankzij veel trage, rustige nummers en moeizame overgangen tussen liedjes voor ondergetekende wat gezapig aan. Aan de zuivere samenzang wil het bovendien nog wel eens schorten.

De ware lichtpunten zijn er dankzij Jim James: twee nummers van My Morning Jacket-debuut The Tennessee Fire komen voorbij, waaronder het diep rakende I Will Be There When You Die, en dankzij James’ rockende bijdrage Losing Your Head met wereldrefrein aan het einde, gaat Monsters of Folk alsnog wild ronddravend los op het podium. Eindelijk is daar een spoor van ware overgave dor de band, ook bij het begin van de toegift: de hele zaal staat voor Bright Eyes’ At The Bottom Of Everything. Zodoende bij vlagen een mooi uurtje gezien, maar de absolute bekroning op een mooi Crossing Border was Monsters Of Folk voor mij niet. Daarbij een wat linke vergelijking: een eerder marathonconcert van 2,5 uur eerder in de week maakte bakken meer indruk.

Terugdenkend betrap je jezelf erop dat het wederom weer niet echt van werkelijk grenzen overschrijden is gekomen op deze bijna overvloedige Crossing Border. Al kun je je afvragen of dit nog echt de bedoeling van het festival is. Literatuur- en muziekprogramma’s trekken nu duidelijk ieder hun eigen publiek en soms snuffelen deze bezoekers weliswaar wat aan elkaar. Korte optredens van schrijfster Paulien Cornelissen (Taal Is Zeg Maar Echt Mijn Ding) voor Patrick Watson of Vlaamse dichter Stijn Vranken (‘Wees gerust, maar niet hier’) staan een kwartier voor enkele (soms exclusieve) muziekoptredens geprogrammerd. Toehoorders vinden dit vast amusant, maar eerlijk is eerlijk: die komen op zo’n moment voor iets anders. Dat samenvoegen van muziek en literatuur kan volgens sommigen veel beter, lees je bijvoorbeeld hier, en de auteur heeft een punt.

Waarom de werelden van literatuur en muziek op Crossing Border niet wat meer te mengen zijn dan misschien zou kunnen, heeft ook wellicht veel met planning en een bomvol programma te maken. Zo zie je in het blokkenschema dat er na de hoofdacts steeds een half uur tot drie kwartier even weinig tot niets te beleven is in de zalen, op enkele optredens van schrijvers in de foyers na. Maar daar kan natuurlijk lang niet iedereen bij zijn, dus ben je aardig wat aan het wachten en rondlopen op zo’n al korte avond. Dus organisatie: durf met zoveel aanlokkelijke muzikale namen qua tijdspanne wat gespreider te programmeren, zodat niet alles nagenoeg tegelijkertijd begint en eindigt, en bespaar uw hongerige bezoekers enkele moeilijke keuzes op een avond. Al zul je die op een rijkgevuld festival als Crossing Border natuurlijk altijd wel houden. En als exclusiviteit van bepaalde acts belangrijk is, dan zijn meer projecten waarin muziek en literatuur elkaar werkelijk doorkruisen zeker welkom.

Zeg er hieronder het uwe van, ook over die door mij gemiste act of om tegen te werpen dat Monsters of Folk wel écht heel goed was.

Foto Monsters of Folk via

Zie ook:
- Crossing Border, de vrijdag: schattigheid op het randje en liters spuug

facebook share facebook share

12 Reacties // Reageer

12 thoughts on “Crossing Border, zaterdag: eten uit de handen van Monsters of Folk

  1. Pingback: Crossing Border, de vrijdag: schattigheid op het randje en liters spuug | Alternative

  2. Dafit

    Wederom prima verslag, Joris! Baal er nog steeds van dat ik geen kaarten voor gisteren had. Gelukkig komen er waarschijnlijk nog genoeg mogelijkheden om Mumford & Sons binnenkort live te zien.

      /   Reply  / 
  3. Mirjam

    Optreden van Gomez was ook super. Was voor mij de eerste keer dat ik ze live zag, maar zeker niet de laatste keer. 3 goede zangers in 1 band is beslist geen straf om een uurtje mee te maken.

      /   Reply  / 
  4. kawoeper

    Ik heb heerlijk gegeten uit de handen van de monsters. Dit was fenomenaal. En ja er zaten veel rustige stukken bij, die zittend in een luie schouwburgstoel heerlijk de hersenen verwenden (extra genieten op zo’n zacht pluche) . Dit waren topartiesten die ons een topshow vorschotelde. Nee zover zijn mumford en zijn zonen niet, maar dat hoeft ook niet. In een snikhete, veel te kleine zaal was het werkelijk genieten. De setlist die ik te pakken kreeg zal dan ook een mooie plaats krijgen in mijn geheugenmuseum. Maar het niveau van de Monster nee, dat zullen ze niet halen. De enige die daar in de buurt kwam was goed old Steve Earle met zijn Townes van Zandt liedjes. En hij heeft mij aan het huilen gekregen door mijn troostliedje Goodbye te spelen, dat kregen de Monster dan weer niet voorelkaar

      /   Reply  / 
  5. blaurey

    Gomez vond ik niks, Sleepy Sun was al heel wat aardiger (maar klinkt te veel als Black Mountain…) en het absolute hoogtepunt was wel degelijk Monsters of Folk! Wat een fantastische show! Je moet ook niet het eerste uur van zo’n concert missen, Joris! Zoiets moet je van begin tot eind beleven! Patrick Watson was mooi maar niet verrassend.

      /   Reply  / 
  6. Rob

    Hé Joris,

    Leuk verslag en ik zag Mumford & Sons in Doornroosje en idd was dat fenomenaal! Maar de volgende zin kon ik toch niet plaatsen: “met een opzwepende beat à la The Pogues (maar dan minder ‘plat’)”. Heb je The Pogues wel eens live gezien? ik snap de vergelijking, maar om de opzwepende beat van The Pogues nu als plat te betitelen, vind ik echt uit de duim gezogen. Misschien bij de mainstream kan The Pogues als plat bekend staan, maar ik had van jou toch een iets meer genuanceerde mening verwacht. Als The Pogues iets niet is, dan is het ‘plat’.
    Groet, Rob

      /   Reply  / 
    1. Joris Rietbroek Auteur

      Ik snap wat je bedoelt, ‘plat’ stond al niet voor niets tussen aanhalingstekentjes, kon niet direct een beter woord vinden om het verschil aan te duiden, zo valt bijv. lomp af.

        /   Reply  / 
      1. Rob

        Gaat er mij meer om, dat The Pogues juist gerafinneerd zijn in opbouw van nummers (net als Mumford & Sons) en allesbehalve plat. Ik snap de vergelijking met The Pogues, in het kader van het opzwepende karakter van de muziek en het verschil zit hem juist denk ik, dat The Pogues in het opzwepende vooral de Ierse folk schatplichting zijn (accordeon, mandonine, thin whistle) en dat Mumford & Sons meer richting bluegrass nijgen……Maar met ‘plat’ hebben beide bands niets te maken!

          /   Reply  / 
        1. Gert van der Horst

          Helemaal mee eens, The Pogues en “plat” in één zin, dat is bijna godslastering….

            /   Reply  / 
  7. Tim

    Monsters Of Folk waren de absolute apotheose van dit CB-weekend. 2,5 uur ademloos zitten kijken en staan dansen bij deze giganten!

      /   Reply  / 
  8. Roland

    Ik kwam net als Joris na een uur binnen bij de Monsters of Folk, en stond dan ook achterin op het 2e balkon. Misschien dat ik het daarom erg tegen vond vallen, maar misschien kwam het ook wel omdat ik redelijk verzadigd was na een TOP avond met Mumford & Sons, Patrick Watson en The Decemberist als 3 absolute hoogtepunten. Wat een geweldig festival is Crossing Border toch :)

      /   Reply  / 
  9. Willem

    Ik ben zondag in Antwerpen naar CB geweest. Een vijftal optreden heb ik geheel of gedeeltelijk gezien. Mijn indrukken : Wild Beasts leverde een puik optreden af met prima zang en een heel goede drummer. Patrick Watson’s optreden goed maar niet geweldig. Ik vind het net iets te gekunsteld allemaal. Scott Matthews viel me tegen. Stond bij elk nummer eerst een halve minuut aan zijn gitaar te pielen en zijn typische stemgeluid is prima voor drie nummers, maar gaat daarna vervelen. Bij Steve Earle had een beetje hetzelfde, maar dan bij Earle’s beperkte gitaarspel. Mooie verhalen, maar een beetje saai als geheel. Monster of Folk was van een heel andere orde. Fantastisch optreden van bijna 3 uur, Antwerpen was hun laatste concert van de tour en ze gingen er helemaal voor. Van breekbare rustige nummers met prachtige zang tot orgastische uitbarstingen van 4 mannen die op een kluitje bij elkaar als wilden staan te hengsten op hun gitaar. Het was niet alleen genieten voor het publiek. De band ging ook helemaal uit zijn dak, met een geweldige apotheose toen Conor Oberst de drumkit beklom en de band bij het afscheid zijn schoenen uitdeed en die aan het publiek overhandigde.

      /   Reply  / 
  10. Pingback: Weggever: 2 x 2 kaarten voor Sleepy Sun in Paradiso | Alternative

  11. Pingback: Decemberists-leden beginnen bluegrassband Black Prairie | Alternative

  12. bad creditPlaullies

    This may be a pretty decent website.

    I have bookmarked this website and I am going to inform my buddies regarding it.

    Thank you for all the detail .

      /   Reply  / 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Verplichte velden zijn gemarkeerd met *

Naam

Website

Het kan vijf minuten duren voordat nieuwe reacties zichtbaar zijn.

De volgende HTML tags en attributen zijn toegestaan: <a href="" title=""> <abbr title=""> <acronym title=""> <b> <blockquote cite=""> <cite> <code> <del datetime=""> <em> <i> <q cite=""> <strike> <strong>